Een lang verhaal...
Geplaatst: 03 apr 2013 23:15
- Een lang verhaal (1)
Dit wordt een lang verhaal. Wie daar een hekel aan heeft, kan nu maar beter gelijk afhaken.
Dit verhaal gaat over een worstpan en een condoomautomaat. Over een loden jas en een partij maisgries. Over besluitvorming en het maken van keuzes. Over de gevolgen die je keuzes en besluiten kunnen hebben en je verantwoordelijkheid voor anderen.
En dat alles komt voort uit een aardig boekje dat ik kocht en waarvan ik dacht: Daar zit misschien een leuk stukje in voor het topic “Varen in oorlogstijd”. Maar toen ik het opensloeg, bracht dat boekje me terug naar een reeks van gebeurtenissen in februari 1967 en wat daaraan voorafging.
Het geheugen van een mens is een even merkwaardige als raadselachtige zaak. Als mij zou worden gevraagd waar ik het eerste aan denk bij het noemen, horen of lezen van de naam “Oldenburg”, de bekende Noord-Duitse stad, dan zou ik zonder ook maar een seconde te aarzelen “Worstpan!” zeggen.
Of condoomautomaat, maar dat blijft toch een goede tweede.
Dit behoeft uitleg en die uitleg vormt tevens het begin van dit verhaal dat in Oldenburg begint.
....
We schrijven februari 1967 en we hadden met het goede schip Delfborg een lading gerst van King’s Lynn naar Bremen gebracht. Voor Brauerei Beck GmbH & Co. KG.
We leverden 492 ton af waar ze bij Beck dan weer voldoende bier van konden brouwen om 9 miljoen van die groene jongens mee af te vullen.
Stel je eens even voor: negen miljoen potten bier! Uit één zo’n kop-en-kontbootje. Dat is een volwassen dronkenschap.
Het waren prima zeeschepen, die 500-tonners. Lengte over alles 48,50 meter, breedte 8 meter. Een zomerdeadweight van ongeveer 525 ton en een Brons 4ED erin van 220 pk waarmee je dan een snelheid van een 8,5 knoop haalde, 9 als het heel mooi ging. Toegegeven: niet bepaald een fruitjager, maar wel een houtsleper en een schip waarmee je met een geladen diepgang van nog geen drie meter – 3,21 m op zomer houtmerk in zoetwater - ver het binnenland in kon komen. Je kon de planken bij wijze van spreken bij de timmerman voor de deur afleveren. Ik heb er altijd met veel plezier op gevaren en toen ik jaren later plotseling weer met de Louise - de ex-Gouweborg - naar zee ging, van Delfzijl, Hamburg en Zeebrugge naar Colombia, Venezuela en Florida, had ik werkelijk een gevoel van thuiskomen. Als ik er morgen eentje van Piraeus naar Bora Bora zou moeten brengen, dan pakte ik onmiddellijk welgemoed mijn tasje.
Dat waren goede jaren. De volgende foto is volgens mij elders op deze site ook te vinden, maar dat geeft niet. Hij past goed in dit verhaal en dus nog maar een keer. Als ik muzikant was, zou ik hetzelfde stukkie waarschijnlijk ook vaker spelen voor hetzelfde publiek
We waren op een februaridag in 1967 dus leeg in Bremen en kregen orders om vandaar naar Oldenburg te gaan waar krap 500 ton maisgries in zakken op ons lag te wachten, bestemd voor Belfast.
Van Bremen naar Oldenburg is een makkie. Even een stukje de Weser afzakken en dan links uit de flank, de rivier de Hunte op, langs Elsfleth. Dat doe je dan onder loodsaanwijzing. Ik heb een hoop oude pilots, maar die North Sea Pilot heb ik niet en dus kan ik niet nakijken of we daar ook inderdaad loodsplichtig waren. Maakt ook niet uit; ik was nooit zo’n groot liefhebber van loodsen uitsparen, vooral niet op rivieren als de Elbe en de Weser en al helemaal niet als ik er zelf geen cent beter van werd. Wagenborg beloonde je niet als je een loods uitspaarde; niet omdat ze daar te krenterig voor waren, want dat waren ze niet, maar simpelweg omdat ze het nemen van risico’s niet wilden aanmoedigen. Als jij zonder loods wilde varen, moest je dat maar doen. Dat was dan jouw verantwoording.
Wie het reisje over de Hunte naar Oldenburg graag eens met een fraai gerestaureerde Duitse “Kumo” wil meemaken, kan dat doen door HIER te klikken. Dat geeft voor hen die dit soort schepen niet uit eigen ervaring kennen een goede indruk. De inrichting en indeling verschilt nauwelijks van het soort schepen waar ik het hier over heb.
[
De Greundiek werd 63 jaar geleden gebouwd bij de Rickmers Werft AG, Bremerhaven, als HERMANN-HANS. Aanvankelijk was ze maar krap 400 dwt, maar na door een aanvaring in 1951 te zijn gezonken, werd ze gelicht, gerepareerd en gelijk ook acht meter verlengd waarna ze goed 500 dwt was. Dat machien dat erin staat, is een 250 pk Deutz en ik lees nergens dat ze in de afgelopen 63 jaar omgemotord is, maar dat loopt zo te horen nog als een uurwerk.
Voor alle bijzonderheden over het schip, klik HIER
Maar zo voeren wij dus met de Delfborg ook naar Oldenburg waar die lading maisgries op ons lag te wachten. En nu komt het vreemde van het geheugen van de mens. Ik heb toch een mooi poosje met dat schip gevaren en er zo het een en ander mee beleefd. Een van die belevenissen gebruik ik nu om hier een lang verhaal op te hangen. We zaten met zeven man aan boord, maar dacht je nou dat ik nog wist wie dat waren? Van alle aflosschepen uit die jaren kan ik het zo nakijken, maar dit was voor mij een vast schip nadat ik van mijn eerste walbaantje gillend van blijdschap weer naar zee was gegaan. Van mijn vaste schepen hield ik veel bij, maar niet de bemanning. Ik zou moeten raden wie de stuurman was, ik denk Jan Regterink, maar ik weet het niet zeker. En de machinist… meester Muller, denk ik, maar opnieuw weet ik het niet zeker. Het dwaze is dat ik nog wél weet dat Flippie Bos matroos o/g was. Dat weet ik alleen omdat ik die voor me zie, aan het wiel en een tikkie angstig kijkend. Daar had hij wel een beetje reden voor, maar daar kom ik pas in een veel later stadium aan toe. En toch, verder weet ik echt niet meer wie die zes mensen waren die deze gedenkwaardige reis meemaakten.
En dan krijgen we het volgende, voor mij hoogst merkwaardige gegeven. Hoeveel loodsen zal ik in 40+ jaren scheepvaart hebben meegemaakt? Hoeveel loodsen had ik in 1967, toen ik intussen zes jaar als kapitein voer, al de hand geschud en een praatje mee gemaakt? Dat moeten er heel wat zijn geweest en allemaal maar eventjes.
En tóch herinner ik me die loods die ons naar Oldenburg bracht zesenveertig jaar later nog alsof hij hier voor me staat. Het was een al wat oudere man, een heel rustige, aardige kerel in het vaste uniform van de loodsen op de Elbe en de Weser in de winter: een loden jas aan en een “Elbsegler” op de kop.
We komen in Oldenburg bij onze laadplaats en daar ligt een binnenschip op ons plekje. Dat moest verhalen en dat vertelden de vastmakers aan die Duitse schipper, maar die vond dat niet leuk en die maakte wat stennis zoals binnenschippers dat overal doen. Niet kwaad bedoeld, vast niet; gewoon maar omdat sommige mensen graag een beetje kankeren.
Onze loods werd daar niet heet of koud van, stond op stuurboords brugvleugeltje en zei, toen hij vlak in de buurt was, heel luid en heel duidelijk tegen die schipper op zijn werkelijk keurige binnenschip: “Mann, geh doch endlich mal weg mit deinem Wurstpan!”
Excuseer mein Deutsch en “Wurstpan” is geen officieel Duits woord, maar die loods sprak deels Plattdeutsch en ik weet zoveel jaren later echt heel zeker dat hij dat zei.
Toen werd die schipper nog veel bozer. Dat iemand zijn schip een worstpan durfde te noemen! Maar hij ging wel uit de weg en wij meerden keurig af. Maar dát is dus mijn eerste gedachte bij horen of lezen van de naam “Oldenburg” en dat was ook mijn eerste gedachte toen ik dat boekje, waar ik mijn verhaal mee begon, bekeek en terugdacht aan die reis van Oldenburg naar Belfast in februari 1967: Wurstpan.
“Maar hoe zit dat nu met die condoomautomaat,” zal de oplettende lezer vragen. “Wat was daar dan mee?”
Dat zal ik in de tweede aflevering van dit lange verhaal vertellen.
- © 2013 Theo Horsten