Naar zee...

Een gezellig, leuk en informatief Scheepvaartforum
Harry Bernd (R.I.P.)

Re: Naar zee...

Bericht door Harry Bernd (R.I.P.) »

Bij de diepgewortelde haat van je moeder aan bomen kan ik me wel iets voorstellen,Theo.
Ik moest eens een visserijcursus volgen in Elspeet.Ja,ik weet het,vissen op de Veluwe,maar daar stond nu eenmaal de douaneschool.
We staan 's avonds nog een shagje te stoken buiten,zegt een collega:"Het is hier toch wel een mooie omgeving".Verbaasd keek ik eens om me heen.Ik had nog geen omgeving gezien.Er stonden allemaal bomen voor.
Harry

Gebruikersavatar
Piet Bruijns
Berichten: 472
Lid geworden op: 14 apr 2013 23:48
Locatie: Oudenbosch

Re: Naar zee...

Bericht door Piet Bruijns »

Prachtige ontboezemingen Theo.
Dit keer heb ik ze niet "diagonaal" gelezen, zie topic Taal en zo, maar heb ademloos je relaas bijna woord voor woord gelezen. Hoe je als het ware schildert met woorden. Hier heb je als illustrator weinig meer aan toe te voegen.
Maar goed dat niet alle schrijvers zo beeldend kunnen schrijven, want dan zou er voor de illustratieve ZZP ers zo maar weinig werk meer zijn.

Ook indrukwekkend hoe je de geslotenheid van je vader beschrijft, met betrekking tot zijn oorlogservaringen.
Mijn buurman had duizend en één heldenverhalen over die tijd, die mijn vader dan met een lichtelijk, bijna minachtend, schouderophalen aanhoorde.

Merkwaardige naam, overigens, Zweeds dorp. Zal waarschijnlijk wel ontsproten zijn uit de houtsoort, waarvan de huizen zijn opgebouwd en niet het type.
Zo te zien zijn dit "Maycrete" woningen. Het type noodwoning dat tijdens de woningnood in de vijftiger jaren zeer in trek was. Meestal werden ze opgebouwd uit betonelementen, vandaar het samenvoegsel van de naam Maybeck (de architect) en concrete (beton).
Ze zijn ook veelvuldig van hout gebouwd, dat waarschijnlijk uit Zweden kwam.

Ook complement natuurlijk aan de andere schrijvers. Hun verhaal lijkt sterk op mijn levensloop, dat ik getracht heb te verbeelden in het topic " het schetsboekie van Piet Bruijns".
Onder nog een plaatje van een maycrete woning.



Groet
Piet Bruijns
Piet Bruijns schreef:De beste stuurlui staan aan wal.


Afbeelding

Hier bekritiseerden mijn vader, ik, en één van de laatste Scheldeloodsen
Bijlagen
image.jpg
image.jpg (97.49 KiB) 3058 keer bekeken
ESTE NIX PAX CHRISTE NIX
Gebruikersavatar
gerard tenerife
Berichten: 6491
Lid geworden op: 22 mei 2009 21:01
Locatie: valle san lorenzo,tenerife,spanje

Re: Naar zee...

Bericht door gerard tenerife »

Meestal werden ze opgebouwd uit betonelementen
Werden in de 50tiger jaren ontworpen en gebouwd bij Polynorm in Bunschoten. Heb ze rond 1975 verscheept met de Ingi van Delfzijl naar Dyke (Aberdeen) om de woningnood in de OlieBoom van Schotland op te lossen. die werden gebouwd door een onderneming die iets met de ex Nederlandse kolenmijnen te maken hadden.
mvg Gerard.
een pessimist is een optimist met veel ervaring.
Theo Horsten (R.I.P.)

Re: Naar zee...

Bericht door Theo Horsten (R.I.P.) »

Piet Bruijns schreef:Merkwaardige naam, overigens, Zweeds dorp. Zal waarschijnlijk wel ontsproten zijn uit de houtsoort, waarvan de huizen zijn opgebouwd en niet het type.
Nee, zo merkwaardig was die naam niet en die kwam ook niet voort uit de houtsoort. Zoals ik schreef waren het geprefabriceerde huizen, 50 blokjes van twee, die door Philips in Zweden waren gekocht, dus vandaar die naam. Het was Philips' tweede woningbouwproject. Het eerste was Philipsdorp dat tussen 1910 en 1923 werd gebouwd. Dit Zweedse Dorp was echter veel kleiner van omvang. De eenheden werden als bouwpakketten naar Nederland verscheept en ter plaatse in elkaar gezet. De bedoeling was dat ze na vijftien jaar gesloopt zouden worden, maar toen het in 1962 zover was, werd die termijn met vijf jaar verlengd. De mensen woonden er erg graag en er was ook toen nog steeds een gebrek aan woningen. In 1968 kregen ze nog eens een jaar uitstel, tot ze uiteindelijk op last van de provincie over een periode van drie jaar werden gesloopt. De mensen waren er niet weg te branden, maar de grond, die destijds, woest en ledig, misschien een gulden de meter kostte, was goud waard geworden en de huizen moesten wijken voor kapitale villa's. Als ik het wel heb, had Philips die grond destijds inderdaad gekocht, dus dat werd een gouden handel, de duivel en die bekende grote hoop waardig.
Er werden in die jaren in Eindhoven ook Oostenrijkse houten huizen gebouwd, Daar was geen termijn aan verbonden. Die waren veel duurzamer gebouwd, staan er nog steeds en moeten nu toch 150.000 euro kosten als je er eentje wilt kopen.

-------------------------Afbeelding
---------------------------Foto: Google Street View - Jan Cellierslaan, Eindhoven

Bedankt voor je lovende woorden. Dat ik beeldend schrijf, komt doordat ik "in" mijn verhaal ga zitten, maakt niet uit of het fictie of non-fictie is. Ik kan niet "vanaf de buitenkant" schrijven. Beschrijf ik herinneringen, dingen die ik zelf heb meegemaakt, dan keer ik terug en beleef het opnieuw. Is het fictie, dan begin ik met het creëren van de omgeving, ga daar middenin staan of zitten, kijk om me heen en beschrijf wat ik zie. Mensen, figuren, karakters, net zo. Die creëeer je, wacht tot ze gaan leven, bewegen en dat beschrijf je, schrijft op wat ze zeggen en vooral ook hoe ze dat zeggen en welke gebaren en gezichtsuitdrukkingen daarbij horen. Gaan ze niet leven, zie je de omgeving niet haarscherp voor je, dan deugt er iets niet en kun je de rommel maar beter weggooien.
Hoe gedetailleerd je een en ander beschrijft, dat ligt er maar aan. Hoe belangrijk is een figuur of de omgeving voor het verhaal? Hoe goed moet je lezer de figuur leren kennen? Het grote voordeel van deze manier van schrijven is, dat een verhaal, als je er eenmaal goed inzit, vanzelf gaat lopen en zichzélf als het ware schrijft. Dan volgt het een logisch uit het ander. Doe je dat met gebeurtenissen die je maar ten dele kent en die je verder uit je fantasie moet aanvullen, dan blijkt keer op keer dat datgene wat je verzonnen dacht te hebben, heel erg dicht bij de waarheid komt of zelfs waarheid ís. Dat is geen magie, geen tweede gezicht en dat getuigt niet van paranormale gaven, maar komt simpelweg omdat bepaalde zaken en gebeurtenissen nu eenmaal logisch uit elkaar voortvloeien. Dus hoe gedetailleerder je een en ander uitspit en beschrijft, hoe groter de kans dat de rest daar naadloos bij past.
Punt is wel: hoe uitvoerig en hoe gedetailleerd moeten - mogen - je beschrijvingen zijn? Verveel je je lezer niet? Vandaar dat ik er zo lang over doe. Ik lees het zo vaak terug om na te gaan of het niet te veel wordt. Dat ik daarbij aan het randje kom, bleek uit dat wat de recensent van de bibliotheekdienst over "De Prijs" schreef: "Het relaas is hier en daar wijdlopig, maar altijd boeiend..."
Van die wijdlopigheid ben ik me terdege bewust, maar dat "altijd" boeiend is voor mij veel belangrijker. Zolang ik de lezer boei, verveel ik hem of haar niet.
Maar goed, dit was dus een gratis schrijfles. :wink:

Het tweede deel van "Naar zee..." vordert gestaag. Ik ben al aan 1500 woorden. Ik denk dat het met 3000 wel bekeken is, dus nog even geduld. Ter vergelijking: dit hierboven zijn goed 600 woorden. :?
louis holleman

Re: Naar zee...

Bericht door louis holleman »

Theo Horsten schreef:Er werden in die jaren in Eindhoven ook Oostenrijkse houten huizen gebouwd, Daar was geen termijn aan verbonden. Die waren veel duurzamer gebouwd, staan er nog steeds en moeten nu toch 150.000 euro kosten als je er eentje wilt kopen.
Ik ben in 1948 in Leeuwarden geboren, maar datzelfde jaar verhuisden mijn ouders naar Drachten, waar een complete straat (de Gauke Boelensstraat) nieuw was opgeleverd met Oostenrijkse woningen. Vrijstaand. flinke tuin rondom en groot genoeg voor een gezin met - uiteindelijk - drie kinderen.
oostenrijkse woning.jpg
oostenrijkse woning.jpg (23.51 KiB) 2570 keer bekeken
Ook nu staan die woningen er nog. Hoewel de onze in 1956 gedeeltelijk uitbrandde door een foutje in een Fasto geyser, is die naderhand weer keurig hersteld. Wat de huidige prijs van zo'n woning is?
In Oss, waar ik inmiddels alweer 35 jaar woon, werden in 1947 22 Maycrete woningen geplaatst. In de jaren 90 werden die gerenoveerd, van stenen muren voorzien en staan er dus ook nog altijd. Men wilde ze aanvankelijk slopen maar de bewoners waren zo aan hun huizen-met-tuintjes gehecht dat besloten is tot renovatie.
rob niezing (R.I.P.)

Re: Naar zee...

Bericht door rob niezing (R.I.P.) »

Môgge,

Dat komt me heel bekend voor Theo,bij garage Rene Coolen en daar tegen over het marktplein

Gr. Rob ps de kroegen waren altijd bekend :lol:
Theo Horsten (R.I.P.)

Re: Naar zee...

Bericht door Theo Horsten (R.I.P.) »

------------Afbeelding--Afbeelding--Afbeelding
------------s.s. Bondowoso 1929-------------------------Soerabaya 1929---------------------------------------------------------------Calcutta 1929

---------------------------------------------------------------------------------------------------------Naar zee... (2)
---------------------------------------------------------------------------------------------------- Een nieuwe wereld

Van huis uit mocht ik dan misschien wel vertrouwd zijn met schepen en varen, dat betekende daarom nog niet dat ik zelf veel wist van het leven aan boord van een schip. In feite wist ik daar weinig of niets van. Behalve de boeken die iedereen in die tijd las, over jongens die, lang geleden, met Bontekoe naar de Oost gingen, kwam daar voor mij alleen datgene bij wat ik door de jaren heen allemaal hoorde vertellen, met daarbij de beelden uit mijn vaders oude fotoalbum dat ik sinds mijn vroegste kindertijd kende en in de zes jaar dat hij van huis was geweest heel wat keren had bekeken. Samen met wat mijn moeder over mijn vader vertelde moet dat toch mede de oorzaak zijn geweest dat hij al die jaren levend voor me bleef en geen vreemde was toen hij weer thuiskwam. In dat album zag ik vooral mannen in hagelwitte pakken en gepoetste schoenen en dezelfde mannen in vuile ketelpakken. Sommige van die kerels vond ik zelfs een beetje griezelig, zoals bijvoorbeeld die op de meest linkse foto hierboven, staande links met die snor. Wie het was, heb ik nooit kunnen achterhalen. Onder de foto staat dat het in mei 1929 was en van zijn kaart van de Lloyd weet ik dat mijn vader toen als 3de machinist op de Bondowoso voer. Dat was een schip van 5000 bruto en krap 9000 deadweight dat in 1919 als een van de laatste "War" schepen voor de Britse regering op stapel was gezet als War Lurcher, maar afgebouwd voor en in oktober 1919 opgeleverd aan de Rotterdamsche Lloyd als Bondowoso. Er stond een triple in van 2300 ipk waarmee ze goed 10 mijltjes moest lopen. In 1936 werd ze verkocht naar Griekenland, aan Goulandris, die haar de naam Kassandra Louloudis gaf, waarna ze in 1942 tijdens de operatie Paukenschlag voor de Amerikaanse kust werd getorpedeerd door de U124 onder Johann Mohr. De bemanning werd gered.
De middelste foto is genomen aan boord van de Medan van de Lloyd, op 2 november 1929. Dat was een zaterdag, dus toen moeten ze vrij hebben gehad en daar op visite zijn geweest, want zelf heeft hij nooit op dat schip gevaren. De Bondowoso en de Medan zaten beide in de Java-Bengalen Lijn, een dienst die samen met de Maatschappij "Nederland" werd gevaren en een periode waarover mijn vader altijd sprak op een manier waaruit je kon opmaken dat dit niet bepaald een pleziervaart was geweest. Reken erop dat het in die tijd beulen was in de tropen, in de machinekamer en het ketelruim van dergelijke schepen, met drie Schotse ketels, negen vuurgangen, kolengestookt. Mijn vader zei dat hij voeger kon stoken als de beste stoker, zodat hij, als iemand iets zij in de trant van: "Als jij het beter kan, doe het dan zelf!" kon zeggen: "Nou, dat zal ik je dan eens even laten zien!" Ik geloofde hem graag en leerde van hem dat, als je aanmerkingen maakt op iemands werk, moet zorgen dat je het zelf minstens zo goed kunt. Vandaar dat ik later maar wat blij was dat ik een degelijke opleiding vanaf het allerlaagste niveau had gekregen. Maar ik dwaal af.

-----------------------------------------------------Afbeelding
--------------------------------------------------------Bondowoso

Mijn eigen ervaring met schepen beperkte zich tot een herinnering aan de Dempo van de Rotterdamsche Lloyd waar mijn vader van augustus 1936 tot december 1938 als 4de machinist op voer. Ergens in 1937 of 1938 moet ik daar aan boord zijn geweest, toen ik drie of vier jaar oud was, maar dat desondanks merkwaardig scherp in mijn geheugen gegrift staat. Mijn vaders hut met al dat donkere, glanzende teakhout en het blik perziken op sap dat hij opentrok. De brandwacht met zijn prikklok in leren foudraal die me op zijn ronde uit de top van de machinekamer haalde waar ik naar beneden stond te kijken en me veilig terugbracht naar mijn vaders hut wat verderop in de dienstgang, ik zie het ook na vijfenzeventig jaar nog haarscherp voor me. Na de oorlog ging ik, een paar dagen nadat hij was thuisgekomen, met hem mee naar de Salando die nog wel in oorlogskleuren, maar inmiddels ontwapend in Amsterdam lag en nog weer later een keer naar de Kedoe waarop hij moest bijwerken, net voordat hij in april 1946 ontslag nam bij de Lloyd. Ik kende de typische geur van schepen en ik kende de geluiden - vooral het geluid van de voedingpomp op de Salando bleef me bij - maar veel meer was het ook niet en naar zee, echt naar zee met een schip, was ik al helemaal nog nooit geweest.

Toch kon ik met die beperkte ervaringen aardig uit de voeten om anderen de indruk te geven dat ik er wél alles van wist. Door mijn totale gebrek aan belangstelling bakte ik er op school dan wel helemaal niets van, maar desondanks waren er drie vakken waar ik altijd goede cijfers voor haalde. Dat waren aardrijkskunde, Engels en Nederlands. Aardrijkskunde omdat ik dat interessant vond en de man die het gaf de stof op een heel plezierige en onderhoudende manier wist te brengen en vooral natuurkundige aardrijkskunde gaf, Engels omdat me dit op de een of andere manier simpelweg aanwaaide en Nederlands omdat ook dat me interesseerde. Omdat ik graag dingen schrééf, daar een zekere flair voor leek te hebben en vooral een rijke fantasie. Op zinsontleding en dat soort taaie onderwerpen haalde ik dan wel vijven en zes minnen, maar dat wist ik dan weer ruimschoots goed te maken in mijn opstellen en spreekbeurten. Zo kon het gebeuren dat we in de tweede klas van het Gemeentelijk Lyceum een keer een opstel moesten maken waarbij we het onderwerp zelf mochten kiezen en dat ik toen besloot om daar "Een bezoek aan een schip" voor te nemen. Ik beschreef toen dat bezoek aan de Salando van november 1946 en dat werd een groot succes. Het leverde me een 9+ op, ik moest het voor de klas voorlezen en ik weet nog dat mijn vader glom van trots toen ik hem mijn schrijfsel met die rode "9+" erop liet lezen en hij - al lezend - zachtjes opmerkte: "Hoe heb je dat in godsnaam allemaal onthouden?" Die stond ervan te kijken wat ik klaarblijkelijk allemaal gezien had en in me opgenomen. Dat ik nog zoveel details wist van die machinekamer en de typische geur van stoom en warme olie wist te beschrijven. De Salando was in 1920 in Engeland gebouwd als Trewyn, net als de Bondowoso ook weer een schip van 5000 brt en ruim 8000 dwt, een stoomschip met een triple van 2800 IPK, met 3 Schotse ketels en 9 kolengestookte vuurgangen. Ook zij was in Engeland gebouwd. Ik herinner me die machinekamer zelfs nu nog. Waarom die voedingpomp dat typische geluid maakte, een telkens terugkerend, aanzwellend geluid, weet ik niet meer, maar ik moet hebben gevraagd wat dat voor een geluid was, waarna mijn vader me uitlegde en liet zien hoe die voeding van de ketels in elkaar stak. Het was een open voedingsysteem en vooral die grote, open warmwaterbak herinner ik me nog precies. Ook die had ik ergens in mijn opstel verwerkt, compleet met de kleur en de geur van het water.

Afbeelding

In 1937 werd de Trewyn naar Duitsland verkocht en als Moni Rickmers in de vaart gebracht. Ze was een van de 21 schepen die op en direct na 3 september 1939, de dag dat Engeland en Frankrijk Duitsland de oorlog hadden verklaard, hun toevlucht in Nederlands-Indië hadden gezocht omdat dat toen nog als een neutraal land gold. Toen Nederland op 10 mei 1940 bij de oorlog betrokken raakte, werden al deze schepen onmiddellijk door de Indische regering in beslag genomen en ingezet voor de oorlogsinspanning. De Moni Rickmers werd toen als Salando aan de Rotterdamsche Lloyd in beheer gegeven. Maar het was dus een oud en vooral als gevolg van de oorlog wat afgeleefd schip dat voor mijn vader alleen maar als transportmiddel had gediend om vanuit Amerika naar huis te varen. Hij maakte die reis als extra 2de machinist. De dek- en machinekamercrew bestond voor het grootste deel uit Singalezen, een woord dat we bijna niet meer gebruiken voor de oorspronkelijke inwoners van Sri Lanka, uit de tijd toen dat nog Ceylon heette. Ook daar nam mijn vader me mee naartoe en ik herinner me nog als de dag van gisteren hoe de mensen daar, in Amsterdam, eind november, begin december, kleumerig bij elkaar hokten in de verblijven. Het was er bloedheet en verschrikkelijk benauwd want de stoomverwarming stond volop aan en alles was dichgestopt, maar ze leken het nog steeds koud te hebben. Het waren reuze aardige mensen die me volgoten met limonade en volstopten met chocolade en weet ik wat nog meer voor zoetigheid. Allemaal indrukken en ervaringen die ik later verwerkte in dat opstel waar die leraar Nederlands - de heer Van Rijzewijk, bijgenaamd "de Baviaan" - zo opgetogen over was. Ook mijn latere bezoek aan de Kedoe had ik in dat stukje verwerkt. Nog weer later verwerkte ik de kennis die ik had opgedaan uit het boek "Wij voeren in convooi" van Kapitein N.F.M. van Deun, OBE.-Br.Kr. van de KNSM dat ik op mijn verjaardag van mijn vader had gekregen, voor een spreekbeurt over "Varen in oorlogstijd". Toen al. :-D
Dat boek heb ik letterlijk stukgelezen, maar het was dan ook voor wat betreft het papier en de manier van inbinden van bar slechte kwaliteit, zo kort na de oorlog. In 2004 heb ik het zelfs vervangen door een ander tweedehands exemplaar. Ook die spreekbeurt werd een klein succesje.

Afbeelding Afbeelding Afbeelding
DEMPO------------------------------------------------------------ SALANDO------------------------------------------------------- KEDOE

Nu maakten een aardig opstel en een geslaagde spreekbeurt mijn verder zo erbarmelijke schoolprestaties natuurlijk niet goed en aan de kennis die ik daarbij en daarin ten toon spreidde had ik al helemaal niets als praktische bruikbare kennis voor het kustvaarbedrijf, zelfs niet als vederlichte lichtmatroos "boven de sterkte". Want zo zou ik meegaan: als extra. Als ballast. Ik mócht mee, moest blij zijn dat Jaap bereid was mijn vader en moeder van mijn drukkende aanwezigheid te verlossen en me mee wilde nemen. Eigenlijk had ik geld voor kost en inwoning mee moeten nemen zoals dat in vroeger jaren bij sommige rederijen ook met stuurmansleerlingen het geval was, maar zover ging neef Jaap niet.
Maar ik loop vooruit op de ontwikkelingen.
Van die treinreis samen met mijn vader naar Maassluis herinner ik me merkwaardig genoeg helemaal niets. Ik weet niet meer hoe we van huis gingen en ook niet hoe het afscheid van mijn moeder verliep of waar we onder de reis over spraken. Dat is allemaal blanco. Verbleekt door de tijd. Het was op een donderdag, 31 mei 1951 en het was stralend mooi weer, onbewolkt, nauwelijks wind en het werd twintig graden, dat heb ik nog even nagekeken. Dat stukje van het station in Maassluis naar de Buitenhaven moeten we hebben gelopen. Hij lag aan de oostelijke kant van de haven, helemaal vooraan, recht tegenover die grote kroeg die daar toen op het hoofd stond en waar ik later zo goed bekend zou worden. Ik probeer me maar steeds te herinneren hoe die eigenaar heette, maar kan er werkelijk niet meer opkomen. Leen ...? Ik zie hem nog voor me, zij het vaag en zijn achternaam weet ik niet meer, maar waarom heb ik nu toch in hemelsnaam onthouden dat ik daar een jaar, misschien twee jaar later, toen we ook weer in Maassluis lagen, op een middag een potje bier zat te drinken en dat Leen naar buiten keek, over de Waterweg en dat er een schip met een Noorse vlag passeerde en hij opeens tegen mensen die aan een tafeltje zaten en wat klaarblijkelijk Noren waren, zei: "En Norsk båt kommer langs her." Hoe goed Leen zijn Noors was, weet ik uiteraard niet, maar zo is het me bijgebleven. Wat is nu toch in godsnaam het nut om zoiets in je geheugen op te slaan terwijl belangrijke zaken helemaal verdwenen zijn?

Maar samen met pa een glaasje bier drinken was er die dag niet meer bij en zeker niet met mijn neef die ik mijn hele leven al kende en altijd gewoon Jaap had genoemd, maar die vanaf dat moment voor mij opeens "kapitein" was, daar was ik terdege van doordrongen. Mijn plunjezak bleef aan dek liggen toen mijn vader me bij de kapitein in de salon afleverde. Ik zie hem daar nog zitten, kapitein Jaap Kreumer, in een kaki hemd en broek, witte pet met margriet tikje achterover op zijn hoofd en een grote grijns die voor mijn vader was bedoeld en niet voor mij. Na mijn vader te hebben begroet, liet neef Jaap me onmiddellijk in woord en gebaar duidelijk merken dat hij me maar een min mannetje vond dat te belazerd was om te leren en daarom naar zee wilde. Nou, dat kon, maar ik zou er waarschijnlijk wel van terugkomen. Staande de vergadering werd mijn gage bepaald op twintig gulden per maand en daar mocht ik heel blij mee zijn, want waarschijnlijk was het voor het bedrijf alleen maar weggegooid geld. Ik moest nu snel maken dat ik wegkwam, iemand zou me wel wijzen waar ik me kon omkleden en dan moest ik me rap bij de stuurman melden die me vervolgens aan het werk zou zetten.
En daar ging ik. Hoe lang mijn vader nog gebleven is, weet ik ook niet meer. Vrij lang, denk ik. Jaap en hij zullen wel een borreltje hebben gedronken of misschien een poosje naar die kroeg zijn gegaan. Jaap zal hem hebben verzekerd dat hij zich over mij geen zorgen hoefde te maken, maar dat zal hij vast wel hebben gedaan. Ik weet niet meer hoe laat hij wegging voor de terugreis naar Eindhoven, maar ik weet wel hoe hij zich moet hebben gevoeld: net zoals ik me voelde toen ik op een avond mijn eigen zoon in de Maashaven in Rotterdam achterliet op een schip van Wijnne & Barends.

-------------------Afbeelding-- Afbeelding-- Afbeelding-- Afbeelding
-------------------Foto's ? 2014 Theo Horsten.

Het geheugen kan merkwaardige dingen doen, zoals ik hietboven al aanhaalde en het begrip "selectief geheugen" wordt vaak op een negatieve manier uitgelegd. Alsof je bepaalde zaken maar liever vergeet. Toch is dat lang niet altijd het geval en in mijn geval zeker niet. Het geheugen van een mens maakt ook zelf een selectie om te bepalen wat belangrijk is en wat niet en zo kan het gebeuren dat een bepaalde gebeurtenis, periode of situatie ook na zestig jaar nog voor het grootste deel in je geheugen gegrift staat, maar dat er anderzijds toch bepaalde stukken ontbreken, of liever: simpelweg blanco zijn. Zo vergaat mij dat met de eerste maanden dat ik op de Jan Kreumer voer en dan vooral voor wat betreft de bemanning. Een dergelijk schip had in die jaren een bemanning van zeven koppen: kapitein, stuurman, machinist, kok, matroos, matroos o/g en een lichtmatroos. Nu zou je toch eigenlijk mogen verwachten dat ik nog precies zou weten wie die mensen waren, in die eerste, zo belangrijke weken en maanden van mijn varende loopbaan, maar niets is minder waar. Behalve de kapitein, mijn neef, weet ik nog precies wie de stuurman was, weet zijn voor- en achternaam en hoe hij eruitzag, hoe hij praatte en hoe hij liep. Hetzelfde geldt voor de lichtmatroos, Piet Toet. Ik weet nog dat de kok uit Delfzijl kwam en ik zie zijn vrouw nog voor me en later, toen ik in Delfzijl op school zat, ben ik nog wel eens bij hem op visite geweest. Toen werkte hij inmiddels op de Sodafabriek. Maar zijn naam...? Verdwenen. De matroos zie ik nog vaag voor me en ik weet dat hij Arie heette en uit Woerden kwam, maar voor de rest is dat een verbleekt beeld. Ik weet wel dat hij kort daarna van boord ging om naar school te gaan en ik weet ook dat hij later een goede kapitein is geworden, maar van wie ik dat weet, weet ik ook niet meer. De matroos o/g is volkomen blanco, net als de machinist, witte plekken in mijn geheugen.
Dat ik me die stuurman nog zo goed kan herinneren, zal waarschijnlijk komen omdat dat mijn directe chef was die van neef Jaap strikte opdracht had om me vooral hard aan te pakken omdat ik om te beginnen een luie sodemieter was die het verdomde om te leren, maar vooral omdat niemand zelfs maar een vermoeden mocht krijgen dat ik het neefje van het gezag was. En als dat al bekend mocht worden dan mocht niemand de indruk krijgen dat ik misschien een voorkeursbehandeling genoot. Het gevolg was dat ik het dat eerste jaar soms bar slecht had, maar ik heb nooit geklaagd en ik ben er zeker niet minder van geworden. Die stuurman werkte daar dan wel aan mee, maar niet van harte en alleen als neef Jaap in de buurt was. Want het was een prima vent, die stuurman. Floris Grünwald heette hij en als er nu iemand is waarvan ik graag zou willen weten waar hij uiteindelijk terecht is gekomen en wat er van hem geworden is, dan is hij het wel.

Afbeelding----Dit is al foto wat ik van hem heb: een scan van een heel slechte krantenfoto, dus de kans dat iemand bij het zien daarvan zegt: "Ja! Die gozer ken ik, daar heb ik nog mee gevaren," is vrijwel uitgesloten, maar je weet maar nooit. Ik schat dat hij toen, in 1951, een jaar of vijfentwintig was, dus als hij nog leeft, is hij hoogbejaard. Hij had zijn 3de rang en nadat hij eind 1951 door omstandigheden waar we later aan toe zullen komen, afmonsterde van de Jan Kreumer, is hij naar de Rederij "Amsterdam" gegaan. Kort daarna heb ik hem nog eens ergens ontmoet, maar daarna nooit meer iets van hem gehoord. Het was een goeie stuurman en een geschikte vent en er waren, buiten zijn vak, twee dingen waarin hij uitblonk: trompetspelen en knokken. Beide deed hij met groot plezier en zeer virtuoos, altijd zuiver en nooit vals. Aanvankelijk had hij zijn trompet aan boord. In die tijd was er overal nog "levende muziek" en soms ging hij dan met trompet de wal op, op zoek naar een tent waar hij kon "jammen". Maar ja, op een dag was hij ergens waar het bar gezellig was en toen had hij geen centen meer, maar wel dorst en toen verkocht hij zijn trompet. Nu, terugdenkend, was het wat uiterlijk betreft net zo'n type als Julio Iglesias. Hij had, als ik het wel heb, wat Indisch bloed en hij had een groot succes bij de vrouwen, dat weet ik ook nog. Nou, dan ben je toch aardig voor de zeevaart uitgerust, zou ik denken: een goed diploma en goed voor je vak, goed trompetspelen en knokken en een uiterlijk waar vrouwen op vallen. Hoe zou dat toch verder zijn gegaan? Ik hoop eigenlijk dat hij een rijke vrouw heeft getrouwd waarna hij niets anders meer hoefde te doen dan naar hartenlust trompet spelen.

-------------------------------------------------------Afbeelding

Op die eenendertigste mei 1951 werd ik aan Floris overgedragen. Hij gaf me een pot verf, "havanna bruin", die strontkleur die vooral werd gebruikt op plaatsen waar veel zeewater kwam, zoals de den en de binnenkant van de verschansing, hoewel vooral de Engelsen er hele schepen mee schilderden. Ik kreeg een kwast, een roerstok en een paar poetslappen en de opdracht om het onderste gedeelte van de voorkant van de opbouw te schilderen. "En geen heiligedagen maken!" zei hij ook nog en ik zei keurig: "Nee, stuurman," in plaats van te vragen wat "heilige dagen" dan wel waren. Ik had nog nooit van mijn leven iets geschilderd, nog geen schutting, tuinhek of kippenhok in de cabolineum gezet, maar nu werd ik plotseling geacht een zeeschilder te zijn.
We lagen die vrijdag, zoals gezegd, in Maassluis, te wachten op onze beurt om te laden, groente en fruit van Jac. Vonk voor Boston, aan The Wash. Dat zei mij die eerste dag allemaal nog weinig of niets. Ik tjette dat onderste stuk van de opbouw, dronk om drie uur thee en mocht om vijf uur mijn spullen opbergen en me gaan wassen. Om half zes was het eten en daarna leerde mijn collega, Piet Toet, de andere lichtmatroos me wrikken. Dat had ik zomaar te pakken, dus dat was voor een eerste dag toch geen slecht resultaat: schilderen en wrikken.

Pietje Toet kwam van Scheveningen. Als je Toet heet, kun je moeilijk ergens anders vandaan komen, alleen wist ik dat toen nog niet. Pietje was een jongen met een ronde, blozende kop en hij sprak een taal die ik wel verstond, maar die me toch vreemd in de oren klonk. Heel anders dan Rotterdams of Gronings dat ik van kinds af aan gewend was, of Eindhovens waar ik inmiddels ook mee vertrouwd was geraakt. Hij was net zo oud als ik en had ook al een hele leerschool achter de rug, zij het een heel andere dan mijn geknoei op de middelbare school. Piet kwam van de visserij, van de logger, waar hij opgeklommen was van "afhouwer" en "reepschieter" tot "jongste". De Jan Kreumer was zijn eerste kuster en hij had de logger verlaten omdat hij van plan was om stuurman op de koopvaardij te worden. Dat vertrouwde hij me allemaal toe terwijl we met die zware werkboot in de haven van Maassluis dreven en hij me voordeed hoe je moest wrikken. Zo eindigde mijn eerste dag op de kustvaart.

De volgende dag gingen we laden, tomaten en komkommers en weet ik wat al meer. Die dag, 1 juni, monsterde ik ooken die datum staat in mijn monsterboekje als het officiele begin van mijn zeemansloopbaan. Wanneer we beladen waren, weet ik niet meer, maar we vetrokken in elk geval zo dat we op zondamorgen met hoogwater in Boston konden zijn. Naar Boston was ongeveer twintig uur varen en daar aangekomen zouden we direct gaan lossen, want al die groente en dat fruit moest maandagmorgen vroeg in Engeland in de winkels liggen. Dat hoorde ik allemaal en ik vond het allemaal prachtig en het was nog steeds stralend mooi weer, dus ik genoot met volle teugen.
Hoe laat we precies vertrokken, weet ik ook al niet meer. Ik weet wel dat er, eenmaal buiten, een beetje swell stond en dat we kort nadat we de Hoek uit waren gingen eten.
Nogmaals: het is merkwaardig; sommige dingen vergeet je totaal, terwijl andere ervaringen, hoe triviaal soms ook, je altijd bij zullen blijven. Ik zei dat ik me de kok nog wel herinnerde, maar zijn naam helemaal vergeten was. Het was een beste, brave man, oorspronkelijk bakker en naar mijn ervaring waren bakkers altijd prima koks, maar die flikte me toen iets dat ik me zelfs na al die jaren nog haarscherp herinner. In die kleine messroom - een tafel met twee banken en alleen aan het hoofd plaats voor één stoel - moest ik helemaal in het hoekje zitten, op de bank, tegen het schot aan. Uiteraard werd ik, als primitieve levensvorm en laagste specie in de voedselketen, als laatste bediend, maar dat had een voordeel. Soep eten op een schip dat een beetje slingert, moet je leren en voor mij was dat de allereerste keer, maar voordat ik aan de beurt was, terwijl eerst de kapitein, toen de machinist, toen de matroos en vervolgens de matroos o/g hun bord kregen - de stuurman en Pietje Toet hadden al gegeten en waren op wacht - had ik mooi de gelegenheid om te zien hoe ze dat deden, hoe ze hun bord aanpakten en onmiddellijk begonnen met het horizontaal te houden. Toen was ik aan de beurt. De kok gaf me mijn bord en ik pakte het aan, klaar om dat te doen wat ik de anderen had zien doen, maar toen liet hij het niet meteen los. Hij keek me aan en hield het nog even vast waardoor ik de soep niet "op het zeetje" binnenboord kon houden en een klein beetje in mijn schoot goot. Nogmaals: het was een beste kerel, maar dat ik dat na al die jaren nog steeds weet, zegt toch wel iets.
Maar daarna at ik met smaak en heel veel en zeeziek ben ik nooit geweest. Ik weet niet wat het is en dat is een groot geluk, want van wat ik van zeeziekte heb gezien, is het een zeer onaangename toestand.

--------------------------------------------------Afbeelding--- Afbeelding
--------------------------------------------------Maassluis-------------------------------------------------------------Boston Lincs.

Wij voeren naar Boston, losten daar en gingen vervolgens naar Hull waar we een lading aceton in vaten kregen. Heel lang heb ik alle reizen die ik met dat scheepje maakte tussen 1 juni 1951 en 31 augustus 1953, toen ik naar school ging, feilloos op kunnen noemen, maar dat lukt niet meer en ik weet dus niet meer waar we die losten, zowel ladend als lossend met de brandweer stand-by. Wel weet ik dat we drie weken later op een zaterdagmorgen, vrij vroeg, in Kopenhagen aankwamen. We lagen aan Islands Brygge, nu onherkenbaar veranderd, toen nog een oude buurt. Het was zomer en het was mooi weer, we maakten schoon schip en om twaalf uur nokten we af. Die middag zou ik samen met Piet Toet de wal op gaan, Kopenhagen in. Ik had 10 kroon opgenomen, wat toen ongeveer 5 gulden was en voor mij, met mijn 20 gulden in de maand dus een week werken. We wilden vroeg weg en het zal twee uur zijn geweest toen Piet en ik, schoon gewassen en in uitgaanstenue, aan dek stapten, helemaal klaar om het avontuur tegemoet te gaan.
We lagen bakboord voor de kant en zowel de uitgang van het verblijf beneden als de deur naar de salon van de gezagvoerder zaten aan stuurboord. We liepen over het achterdek naar bakboord en wilden juist aan de wal stappen, toen de deur die aan bakboord naar de riante vertrekken van de kapitein voerde openging en neef Jaap zijn kop naar buiten stak.
“Waar gaan wij heen?” wilde hij weten.
“De wal op, kapitein?”
“Kunnen wij dan al splitsen?” zei hij.
“Eh… nee, kapitein.”
“Dan gaan wij niet de wal op. Eerst splitsen leren. De stuurman zit beneden op je te wachten.”
En verdomd, dat hadden ze klaarblijkelijk zo afgesproken, want Floris zat inderdaad met een grote grijns en een paar eindjes op me te wachten. In no time leerde hij me een oogsplits, een korte splits en een Spaanse takeling en de eerste beginselen van een lange splits. Dat was eerst voldoende, zei hij. Nog geen uur later mocht ik gaan en passeerden we de salon zonder problemen. We gingen lopend – hoe ook anders – naar het centrum, naar Radhuspladsen en lieten daar door zo’n kerel met zo’n grote kast en zijn kop onder een zwarte doek een foto maken. Zeelieden aan de zwier. Met poen in de zak. Moeders hou je dochters vast!

-------------------------------------------------------------------------Afbeelding
-------------------------------------------------------------------------Kopenhagen, zomer 1951. Rechts Piet Toet

De zomer duurde voort en het varen was voor mij eigenlijk meer een fantastische vakantie. In juli kwamen mijn ouders aan boord en maakten een reis mee, een gebeurtenis die grotendeels aan mij voorbij ging omdat immers niemand geacht werd te weten dat ik familie van de kapitein was. Samen met mijn ouwelui de wal op, was er dus al helamaal niet bij. Ja, bijna aan het eind van de reis, toen we in Southampton hout losten, zijn we op een middag wezen winkelen en even naar de pub gegaan. Wij - mijn vader, neef Jaap en ik - dronken toen Double Diamond. Hoe kun je het na al die jaren nog weten. "A double Diamond works wonders."
Dat kwam allemaal weer boven toen ik een poosje terug een aantal kiekjes vond die de aanleiding vormden tot deze schrijfsels. Daar wilde ik een volgende keer dan ook maar verdergaan, bij die eerste reis die mijn ouders meemaakten en waarvan ik alleen maar aantekeningen van mijn vader heb. Geen foto's. Die waren van 1952 toen ze opnieuw een reis meegingen. Toen was er inmiddels veel gebeurd. Die eerste zomer leek, zoals alles als je jong bent, eindeloos te duren. Ik moest keihard werken, maar het beviel me uitstekend en het vakantiegevoel bleef. Tot de dagen korter begonnen te worden en het water van de Oostzee donkerder werd en de kleden, als we 's morgens open moesten gooien, hard en onhandelbaar werden. Ik lachte Pietje Toet hartelijk uit toen die zich in grijs, lang ondergoed stak dat haast kogelwerend leek te zijn, zo dik.
'Jeah,' zei Pietje, "lach jij maar, neef."
Het eindeloze vakantiegevoel was verdwenen. We kregen veel slecht weer en het was verdomde koud, maar het beviel me nog steeds goed en ik weet nog dat neef Jaap me een week of zo later meenam naar een winkeltje in Thyborøn, een vissersplaats aan de ingang van de Limfjord en dat we daar niet alleen zo'n dikke Deense trui kochten, maar ook lang ondergoed. Het was intussen oktober geworden en we waren in de Limfjord om klei te laden voor Abö waarna we in Finland weer hout zouden laden voor Engeland. Maar zover kwam het niet.

Deel 3 volgt, maar vergt ook weer voorbereiding, dat spreekt.


Tekst ᄅ 2014 Theo Horsten

Notice: I am doing my utmost to respect and deal with the copyrights of third parties.
Anyone who feels that his or her rights in connection with the images placed in this topic
have been violated or wronged, is invited to contact the webmaster and indicate the
relevant objections so that appropriate action can and may be taken.
Gebruikersavatar
jdbvos
Berichten: 10557
Lid geworden op: 22 apr 2006 16:17
Locatie: Groningen
Contacteer:

Re: Naar zee...

Bericht door jdbvos »

Weer asfanauts, Theo !
Mooi en herkenbaar stukkie, hoewel het 'in miet tiet' niet meer zoooo rigide was...
Maar dat "waar gaan wij heen" en "kunnen wij dan al -enz-" herken ik feilloos :-D
Alleen werd ik wél aan boord gehouden: pa kende die havens blijkbaar beter dan ik :lol:
...én er was altijd nog wel iets te doen, wat nét op dat moment niet kon wachten.... :roll:
Oost, west...ook best
Gebruikersavatar
Harry G. Hogeboom
Berichten: 14378
Lid geworden op: 22 jul 2004 02:07
Locatie: Canada

Re: Naar zee...

Bericht door Harry G. Hogeboom »

Maar dat "waar gaan wij heen"
Oook zelfs enkele keren meegemaakt in " the early sixties".. te weten in Palermo " EN waar gaan WIJ ...ZOOO gekleed heeen Hogeboom?" :oops: waar de spijkerbroek en de Yankee T shirt moesten wijken voor een Hwtk. die " mijn massinisten ZOO gekleed de wal niet op liet gaan" ( dus omkleden in het hokkie van de portier van de werf!) en later een keer ook in Kopenhagen,waar EERST het filter in de bunkerleiding van voor naar achter nog zo nodig schoon gemaakt moest worden op Zaterdag middag!! :oops: terwijl ik al OK had van de 2nd!!
Met de wijsheid van achteraf.........allemaal NIKS mis mee :mrgreen:
Mooi schrijfseltje trouwens TH.
MVG HGH.
"Don't sweat the small stuff"
Jos Komen (R.I.P)

Re: Naar zee...

Bericht door Jos Komen (R.I.P) »

Weer een mooi en goed geschreven verhaal, Theo. :)
een Hwtk. die " mijn massinisten ZOO gekleed de wal niet op liet gaan"
Welke Herenmaatschappij was dat, Harry? :lol:


Plaats reactie