@Jan, Harry, Jos en andere lezers.
Bedankt voor de reacties. Deze aflevering was minder werk omdat het verhaal "zichzelf schreef". Zo hoort dat met dit soort verhalen ook. Ik hoefde alleen maar terug te gaan naar die avond van de 21ste oktober 1951, naar het stuurhuis van de
Jan Kreumer en het opnieuw te beleven.
Wat het in de broek schijten betreft: nee, heel zeker niet. Angst, bang zijn, vrees, zijn relatieve begrippen. Het is heel belangrijk dat een mens in dreigende situaties angstig wordt. Wie niet angstig wordt, produceert geen adrenaline en die heb je in bepaalde gevallen heel hard nodig om er goed doorheen te komen. Dit is de nuchter beredeneerde verklaring van het fenomeen, maar echt, nee, ik ben meerdere keren "schijtensbenauwd" geweest, maar toch bleef dat schijten uit.
Ieder zal angst op zijn eigen manier ervaren en misschien ook tonen en er op zijn eigen manier mee omgaan en op reageren. Ik herinner me nog drie direct levensbedreigende situaties waarin ik later terechtkwam, een daarvan heel kort na die stranding en die komt in de volgende aflevering dan ook aan bod. Maar aan die verschillende ervaringen heb ik geen trauma, maar wel twee andere dingen overgehouden. Welke de eerste was en welke later kwam, zou ik niet weten, maar een ervan is dat ik me zolang als ik me kan herinneren "wat nu als"-scenario's voor de geest heb gehaald en daar dagen-, soms wekenlang over nagedacht heb waarna ik in sommige gevallen ook concrete maatregelen en voorzorgen nam voor het geval dat scenario op zekere dag werkelijkheid zou worden. In "De prijs" heb ik Jan Verduijn met een overlevingspakket uitgerust. Die heb ik hetzelfde laten doen: "Wat nu als?"
Zelf heb ik jarenlang een veel simpeler pakket in een hoekje van de bank in de kaartenkamer gereed gehad. Dat was na een
aanvaring met een visserman op de Noordzee. Wij raakten hém en daardoor bleven de schade en de gevolgen beperkt. Maar "wat nu als" hij ons net achter de bak in ruim 1 had gepikt? Dan zou hij er een heel eind in doorgedrongen zijn en zouden we zeer snel zijn gezonken. Daar ben ik toen eens heel goed en heel lang over gaan nadenken.
Het tweede wat ik eraan heb overgehouden is dat ik altijd en overal kijk hoe ik in een noodsituatie weg kan komen. Waar is een uiitgang en wat nu als die versperd is? Ik zal in een hotel nooit verzuimen om te kijken waar de nooduitgangen zijn en even te kijken of de dichtsbijzijnde uitgang ook werkelijk vrij is. Dat heb ik overgehouden aan die salontafel die op 21 oktober 1951 de uitgang versperde.
Schijtensbenauwd, ja. Maar ook Avontuur met een hoofdletter. Niet alleen nu ik het nog eens overlees, maar ook toen al. Zo voelde dat toch wel. En een heel goede leerschool. Wat maakte je in een relatief korte tijd allemaal wel niet mee? En overal leerde ik van. En ook zeker niet afschrikwekkend, maar eerder een stimulans om te blijven varen.
Veertien machinisten uit een dorp met toen misschien 4000 inwoners! Is dat niet iets voor het Guinness Book of Records?