- marick.jpg (233.66 KiB) 6917 keer bekeken
Maria Rickmers (1892)
De Maria Rickmers was na de France de tweede vijfmastbark in de wereldhandelsvloot.
Ze was voorzien van een stoommaschine met een vermogen van 750 Pk als hulpaandrijving en werd daardoor eerder als een "stoomzeiler" dan als een zeilschip gezien.
Op 18 december 1891 werd de stalen romp van de bark op de werf van Russell & Co. in Port Glasgow, Schotland voor de Rickmers Reismühlen, Rhederei- und Schiffbau AG in Bremerhaven tewater gelaten.
Het schip werd vernoemd naar Maria Rickmers, de echtgenote van Peter Rickmers, een van de eigenaren.
De kleur van de romp was volgens de traditie van de Rederij groen met een rood onderwaterschip.
Opmerkelijk was de grote zwarte schoorsteen met het embleem van de Rederij, groen-rood-witte dwarsstrepen (de vlag van Helgoland) met een grote witte R in het midden.
Het ruim in het achterste gedeelte van het schip was bestemd voor de stoommaschine en ong. 600 ton kolen.
Zes extra bemanningsleden (2 maschinisten, 2 stokers en 2 tremmers) waren verantwoordelijk voor het bedrijf en het onderhoud van de stoomaandrijving.
Hierdoor werd het effectief rendement van het schip gereduceerd zoals op de latere R.C. Rickmers te zien was.
De grote bark maakte slechts een reis, haar maidenvoyage, en had daardoor de kortste levensduur van alle zeven vijfmastbarken.
Begin maart 1892 zeilde ze in ballast van Bremerhaven naar Barry (Wales), en van daaruit op 15 maart 1892 via Cardiff met een lading kolen naar Singapore „for orders“.
Tijdens het lossen van de lading werd de kapitein (kapitein J. Gennerich) ernstig ziek en stierf enkele dagen later in een ziekenhuis in Singapore.
Kort daarvoor had hij een telegram van de rederij ontvangen waar in het misgenoegen over de reis van 80 dagen (zonder gebruik van de stoommaschine) tot uitting kwam.
De eerste stuurman H. Wiethoff kreeg het bevel over het schip en onder zijn leiding vertrok ze in ballast naar Saigon om een lading van 56.727 zakken rijst voor de Rickmers Reismühlen GmbH te laden.
Op 14 juli 1892 vertrok de Maria Rickmers voor de terugreis van Saigon naar Bremerhaven.
Na het passeren van de Straat Soenda gold het schip als vermist in de Indische Oceaan, het laatste signaal na Anjer Point (Indonesie) was op 24 juli 1892.
Over het algemeen werd vermeld dat nooit weer wat van de Maria Rickmers gehoord werd en dat er ook geen wrakstukken gevonden werden.
Dit leidde tot een serie van theorie-en wat de verdwijning van de vijfmaster betreft, een cycloon, piraten, kapseizen door het verschuiven van de lading, etc.
Daarvan afwijkend vermeld het dagboek van James Thomas Aikman de ondergang van de Maria Rickmers in de Straat Soenda tijdens een cycloon, en dat er later in die buurt wel degelijk wrakstukken gevonden zijn.
We were favoured with fine tropical weather and light breeze through, passing where the town of (Anjou?) used to be before it disappeared in the waters during the great Volcanic eruption of 83.
Just astern of us about a mile was the ship "Maria Rickmers", the then largest sailing ship. She was a 5-master, and looked very fine with all-her sail set.
We had just sailed through the straits when up rolled a tremendous typhoon, which, although we were all stowed in except topsails, flung us on our beam ends for several minutes.
We just saw the other ship heal over, when all was darkness. Some of her wreckage was found afterwards near the same spot.
Hieronder een link naar het dagboek van James Thomas Aikman:
http://www.nikoko.co.uk/Diaries/jtaik.htm
Hieronder nog wat gegevens.
Konstruktion: Stahlrumpf als Dreiinselschiff, Stahluntermasten
Rigg: Fünfmastbark, dopp. Mars- & Bram-, Royal-, 3 Skyrahen; Mars- & Bramstengen (mit Royal-/Skystenge ein Stück); Besanmast mit Stenge und Gaffel
Mastfolge: Fockmast, Großmast, Mittelmast, Kreuzmast (Achtermast), Besanmast
Anzahl der Decks: zwei durchgehende Stahldecks, partielles Deck (Stahl/Holz) als Brückendeck, dazu Poop und Back; oberstes Deck mit Teakholz beplankt
Stapellauf: 18. Dezember 1891
Jungfernfahrt: 1. März 1892 über Barry (Wales), Cardiff (Wales) (15. März 1892) und Singapur nach Saigon (Vietnam)
Unterscheidungssignal: Q F P C
Bauwerft: Russell & Co., Port Glasgow, Schottland
Reederei: Rickmers Reismühlen, Rhederei und Schiffbau A.-G., Bremerhaven
weitere Reedereien: --
weitere Namen: --
Heimathafen: Bremerhaven
Galionsfigur: ja, Figur der Maria Rickmers
Länge über alles (Lüa): 135 m (514' 1")
Länge Galion-Heck (Rumpflänge): 123,3 m (404' 6")
Länge auf Deck: 118,3 m (388' 1")
Länge in der KWL: 114,47 m (375' 7")
Länge zwischen den Loten (LzL, LPp): 112,22 m (368' 2")
Breite: 14,63 m (48' 0")
Raumtiefe: 7,72 m (25' 4")
Seitenhöhe: 8,82 m (28' 11")
Tiefgang: 7,2 m (23' 7")
Vermessung: 3.822 BRT (Bruttoregistertonnen) / 3.344 NRT (Nettoregistertonnen)
Verdrängung (Schiffs- und Ladungsmasse): ~9.500 tons
Ladekapazität/Tragfähigkeit: 5.300 tons (1 ton = 1,016 t); mit Kohlenladung für die Dampfmaschine: ~5.900 tons
Segelfläche: 5.300 m² (44 Segel: 27 Rah-, 11 Stag-, 4 Vorsegel, 2 Besane)
Masthöhe: 57 m (Flaggenknopf – Deck), 63 m (Flaggenknopf – Kiel)
Baukosten: M 926.000,00
Hilfsantrieb: 3-Zylinder-Dampfmaschine von 750 PS
Klassifikation: Lloyd's +100A
Erster Schiffsführer: J. Gennerich
weitere Kapitäne: H. Wiethoff (Erster Steuermann)
Besatzung: 38 Mann
Höchstgeschwindigkeit: 15 kn unter Segel; 8 kn unter Dampf
Bestes Etmal: 303 sm
Besonderheiten: großer, schwarzer Schornstein mit Firmenemblem zwischen Kreuzmast und Besanmast, Skysegel an Fock-, Groß- und Mittelmast
Groeten, Hans.