Op 30 december 2013 ik schreef:Wie van onze forumleden kent dit boek, gebruikt het of heeft het gebruikt?
Na het enorme aantal aantal reacties dat ik in de afgelopen acht maanden op mijn vraag mocht ontvangen -
- wordt het nu werkelijk hoog tijd om hier eens op terug te komen. Of misschien ook niet. Misschien ben ik wel de enige, of in elk geval een van de weinigen, die hierin geïnteresseerd is. Dat er aanzienlijk minder belangstelling is voor wat er tegenwoordig allemaal in de zeevaart omgaat en hoe zich dat ontwikkelt, dan wat er er zo in de zestiger en zeventiger jaren allemaal voer en hoe dat toen ging, is duidelijk. Zo heeft een ieder zijn voorkeur en over smaak valt niet te twisten.
Ik weet niet hoe anderen dat doen, maar bij mij staan de boeken over zeevaartkunde, zeemanschap, scheepsbouw en scheepswerktuigkunde als ik voor de pc zit direct voor de hand; die kan ik allemaal grijpen zonder uit mijn stoel te komen. Ik moet hoogstens een beetje overeind komen. Het gaat hier nu over zeevaartkunde - navigatie - en dan is "Tjepkema" uit 1947 de eerste in de rij.
Toen ik in augustus 1953 bij boekhandel Dost in Delfzijl mijn boeken ging ophalen voor de cursus 3de Stuurman GHV en dat boek van Tjepkema voor het eerst in handen kreeg en doorbladerde, sloeg de schrik me om het hart. Ruim 700 pagina’s vol met wiskundige formules en onbegrijpelijke tekeningen. Nu, ruim zestig jaar later, vind ik het nog steeds geen prettig boek. Maar het is wel een
degelijk boek. Alles wat je in die tijd tot en met je 1ste rang van de zeevaartkunde moest weten, staat erin. Inclusief de hele sterrenkunde en ook de volledige kompasleer. Een goed stuk werk, geen twijfel aan, maar
taai…! Niet te geloven. Het is dus niet zo verwonderlijk dat me dat destijds nogal afschrok.
Waarom ze juist voor dit onaantrekkelijke boek hadden gekozen, is me een raadsel, want in die tijd waren er ook andere Nederlandse zeevaartkundeboeken zoals die van J. van Roon en P. Haverkamp in twee delen: het eerste deel met de stof voor 3de rang, het tweede deel met wat je daarna voor 2de en 1ste rang erbij moest leren. Nu was dat ook niet bepaald lichte lectuur, maar het was toch aanzienlijk beter leesbaar en gebruiksvriendelijker dan die pil van Tjepkema. Gelukkig had de directeur van de zeevaartschool in Vlissingen, G.K. Brouwer, ook scherp in de gaten wat voor een zware, onaantrekkelijke kost dat was en die kwam in 1953 met de eerste twee van een serie boekjes “Zeevaartkunde voor de derde rang”: Platte Zeevaartkunde en Astronomische Zeevaartkunde. Vergeleken bij die Bijbel van Tjepkema was dat werkelijk een verademing en ik heb daarna voor derde rang ook niets anders meer gebruikt. Fijne boekjes waar ik nog regelmatig naar grijp.
Voor S2 en S1 moest je zelf maar bekijken welke boeken je wilde gebruiken. S2 deed ik in Rotterdam, waar vrijwel uitsluitend met dictaten werd gewerkt, ook voor zeevaartkunde. S1 deed ik in 1981 in Delfzijl. Daar gaf de heer Pen zeevaartkunde – en ik herhaal het nog maar eens: dat was de beste leraar zeevaartkunde die ik ooit heb meegemaakt. Die was een groot voorstander van zeevaartonderwijs uitsluitend in het Engels en hij adviseerde ons om de Bowditch te gebruiken. Meer had je werkelijk niet nodig, zei hij. Ik heb toen inderdaad de Bowditch gekocht en daar heb ik veel plezier van gehad. Ik heb ook telkens de nieuwe drukken gekocht, tot en met de “2002 Bicentennial Edition”. Niet lang daarvoor, in 1979, was ook het “Leerboek Navigatie” van Draaisma, De Meester, Mulders en Spaans verschenen. Dat heb ik toen ook gekocht en vervolgens niet of nauwelijks gebruikt. Ik heb mijn mening over dat boek al vaker gegeven en daarom zal ik het hier kort houden: een onnodig opgeklopt, moeilijk leesbaar en moeilijk te begrijpen boek. Dat die hele serie geruisloos verdwenen is, verbaast me niets. Voor mezelf heb ik het in de jaren daarna om nog weer eens iets op te slaan of na te kijken, altijd op de Bowditch gehouden. Die liet me nooit in de steek.
In het voorjaar van 1986 ging ik als “Owner’s Rep” mee voor de laatste reis naar Kaohsiung van de Turkse
ZAFER M, de ex-
BLOIS, een VLCC van goed 235.000 dwt. Dat schip was eigendom van Um Denizcilik ve Ticaret A.S. in Istanbul, een tankerrederij die was gesticht door een Turkse oud-marineofficier. Alle officieren aan boord, zowel dek als machinekamer, waren eveneens ex-marineofficieren en vrijwel allemaal afkomstig van mijnenvegers en onderzeeboten. Die voeren met die grote turbinetanker alsof ze nooit anders hadden gedaan en ik heb daar die reis, als geïnteresseerd toeschouwer, nog heel wat opgestoken. Het is altijd goed om eens te kijken hoe anderen dingen doen. Maar die mannen waren voor wat de zeevaartkunde betrof helemaal verslingerd aan “Dutton’s Navigation & Piloting”. Daar hadden ze les uit gehad en dat stond ook nu nog in de kaartenkamer direct bij de hand. Ik heb dat toen eens bekeken en me Kaohsiung direct een exemplaar aangeschaft. In Taiwan hebben ze lak aan auteursrechten en zodoende kun je daar elk denkbaar boek voor een grijpstijver kopen. Perfect uitgevoerd en niet van echt te onderscheiden. Dutton’s is minder uitgebreid dan de Bowditch, maar het is een heel plezierig boek dat ik iedereen die graag een veelomvattend zeevaartkundeboek op de plank wil hebben staan, van harte kan aanbevelen.
------------------- ---
De tijden veranderen en daarmee ook het zeevaartonderwijs, dat hebben we elders uitgebreid besproken. Zodoende vroeg ik me alweer bijna een jaar geleden af welk zeevaartkundeboek tegenwoordig op de scholen wordt gebruikt. Daarbij stuitte ik in december vorig jaar op de aankondiging van de vijfde druk van het leerboek “Navigatie” van L.W. Naudts. Ik schreef toen hierboven…
Bij de aankondiging van de vijfde druk wordt vermeld dat dit: "...het enige actuele Nederlandstalige lesboek over navigatie op zee voor de beroepszeevaart" is. Dat maakt me nieuwsgierig.
Kan iemand eens een mening over dit boek geven? De leesbaarheid, begrijpelijkheid, opbouw etc.? Het niveau in vergelijking met vroegere zeevaartkundeboeken, dat soort zaken.
Een paar bladzijden scannen die een indruk geven, zou ook mooi zijn. En de inhoudsopgave.
Ik kijk met grote belangstelling uit naar reacties.
Daar kwam geen enkele reactie op en daarom heb ik het uiteindelijk dan maar besteld zodat ik me een eigen oordeel zou kunnen vormen. Bovendien wilde ik toch ook wel weer eens een modern zeevaartkundeboek op de plank hebben staan. Dus vooruit: geen gezeur en er dan maar op goed geluk 29 euro plus port tegenaan gegooid. Het bijbehorende boek met opgaven moet dan ook nog eens 32 euro kosten, maar dat heb ik eigenlijk niet nodig. Ik wil alleen maar een boek hebben met datgene wat je tegenwoordig van zeevaartkunde moet weten om bevoegd op de brug te staan. Vorige week ontving ik het boek en dat viel niet tegen.
Keurig uitgevoerd, 208 pagina's op formaat A4. Mooi papier, mooie druk, mooie layout met duidelijke tekeningen. Wel direct een op- of zelfs een aanmerking: waarom geef je een dergelijk boek als paperback uit? Vanwege de prijs, ik weet het, maar ik vind 29 euro voor een paperback van goed tweehonderd pagina's sowieso al duur dus waarom er dan geen gebonden uitgave in hardcover van gemaakt voor 34,95 euro? Of desnoods een keuze tussen paperback en hardcover, dat was ook een mogelijkheid geweest. Hoe ziet dit boek er na een jaar of vijf uit? Dat ziet er dan dan zogezegd niet meer uit. Die hele rits zeevaartkundeboeken die ik hierboven heb genoemd en getoond, zien er allemaal nog prima uit, ook Tjepkema van meer dan zestig jaar oud en zelfs Van Roon en Haverkamp "Leerboek der Zeevaartkunde" dat
92 jaar geleden bij uitgeverij C. de Boer in Den Helder verscheen. Deze paperback haalt, als het veel moet reizen en verhuizen en veel wordt gebruikt, nog geen twaalf jaar. Dat vind ik jammer.
Maar dat is allemaal uiterlijk terwijl het uiteraard om de inhoud gaat. Daar kan ik heel kort over zijn: ik vind het een prachtig boek en ik ben blij dat ik het heb gekocht. De stof wordt op een heel duidelijke, begrijpelijke manier en in logische volgorde gepresenteerd. Het doet me onmiddellijk terugdenken aan die eerdergenoemde boekjes van G.K. Brouwer: geen overbodige zaken en vooral begrijpelijke taal. Vooral de eerste hoofstukken over de vorm van de aarde, de coördinatenstelsels, de kaarten en de richtingen en koersen deden me terugdenken aan de tijd toen er niet of nauwelijks tweede stuurlieden te vinden waren voor de schepen waar ik toen op voer, zoals de vroegere
Balticborg en
Prinsenborg. Die mochten, nadat de grens van 500 brt was vervallen, in de Noord- en Oostzee zonder tweede stuurman varen, maar het was toch wel prettig als je er eentje had en dus begon ik die zelf op te leiden. Ik meen dat ik er zo een stuk of vier heb “gemaakt”. Daar schreef ik toen ook een eigen korte cursus voor, op dezelfde simpele en begfrijpelijke manier waarop ook Naudts dat doet. Maar dit alles terzijde en uitsluitend bedoeld om aan te geven hoe prettig en begrijpelijk dit boek is.
Tegelijkertijd ontkom ik ook niet aan de stellige indruk dat er een enorme verarming heeft plaatsgevonden. Bevatten die 186 pagina’s werkelijke tekst en tekeningen alles wat je tegenwoordig van zeevaartkunde moet weten voor een hbo-opleiding maritiem officier? Klaarblijkelijk wel, dat kan niet anders. Maar dat is dan verdomd een schijntje, zeg. En dat terwijl de namen van die opleidingen en de graden die je daar kunt behalen maar steeds mooier en indrukwekkender worden. Ergens is dat niet met elkaar te rijmen. Nu meen ik wel te begrijpen hoe dat zit. Op het achterplat staat: “In deze uitgave wordt ruim aandacht besteed aan alle onderwerpen die volgens het STCW-verdrag 2010 vereist zijn.”
Dat is het. Het moet allemaal op hetzelfde internationale niveau worden gebracht. Wat in Nederland wordt onderwezen, moet hetzelfde zijn als datgene wat in Manilla, St. Petersburg, Riga en Surabaya wordt geleerd. Maar waarom dan niet datgene gedaan wat mijn laatste leraaraar zeevaartkunde ruim dertig jaar geleden al bepleitte en internationaal onderwezen uit hetzelfde, Engelstalige boek? In de zeevaart is Engels de voertaal, dus dat mag op geen enkele zeevaartschool waar ook ter wereld als een bezwaar worden gezien.
Maar waar het in feite op neerkomt is
nivellering, alles internationaal op hetzelfde niveau brengen. In bepaalde gevallen zal dat een verbetering betekenen, maar in andere gevallen, zoals in het Nederlandse zeevaartonderwijs, een verarming. Zo komt het mij althans voor. Het is allemaal zo
oppervlakkig geworden.
Nu zal er door verschillende lezers direct worden aangevoerd dat door het GPS de astronomische zeevaartkunde zijn belang grotendeels heeft verloren en dat dat dus in het navigatieonderwijs een grote slok op een borrel scheelt. Dat is ongetwijfeld het geval. Waarom zou je nog langer in de ochtend- en avondschemering met een sextant op de brugvleugel staan goochelen om vervolgens na nogal wat rekenen op ongeveer een halve mijl nauwkeurig te weten waar je een halfuur geleden zat, als je je positie op elk gwenst moment op meters nauwkeurig van een schermpje kunt aflezen? Astronomische plaatsbepaling gaat tot de oude ambachten behoren. Dat zou je althans denken of verwachten. Vandaar dat het toch opvallend is dat een kwart van dit boek nog steeds aan de astronomische zeevaartkunde is gewijd.
----------------------------
----------------------------Een van de duidelijke tekeningen in het boek
Het boek bevat ruim 200 pagina’s waarvan er 165 ook werkelijk de zeevaartkunde behandelen. Die 165 pagina’s zijn - afgerond - als volgt verdeeld …
- 15 pagina’s Modellen van de aarde - Geoïde, standaard bol, ellipsoïde
- 20 pagina’s Richtingen - Ware-, magnetische- en kompasnoorden, variatie, deviatie en miswijzing, koersen, peilingen
- 35 pagina’s Kaarten, boekwerken en betonning
- 10 pagina’s Koers- en verheidsrekening - 6 pagina's loxodromisch en 4 pagina's grootcirkelnavigatie
- 50 pagina’s Astronomische zeevaartkunde
- 30 pagina’s Getijden
Als verklaring voor het opnemen van toch nog een flinke hap astronomische zeevaartkunde wordt gegeven ...
----------------------------
Dat derde punt, “als het elektronische systeem uitvalt”, geldt naar mijn mening alleen maar als het hele GPS wordt uitgeschakeld, want uitvallen van
alle satellieten door een storing lijkt vrijwel onmogelijk. Dat zou dus alleen in tijd van oorlog kunnen gebeuren en daar kun je je bij je opleidingen eigenlijk nauwelijks voor indekken. Maar in dat geval is ook dat wat nu aan astronomische navigatie wordt onderwezen onvoldoende. Nog even en dan heeft niemand de benodigde routine meer en moeten ze in geval van nood allemaal weer bij het begin beginnen, zoals we ons dan ook weer in het seinen met de aldislamp moeten bekwamen.
Ik vind dat wat er nu nog wordt onderwezen een beetje tweeslachtig. Het is nog vrij veel, maar toch onvoldoende. Zo worden de planeten gemakshalve maar overgeslagen, terwijl ik nu juist zou denken dat je gemakkelijker een bestek van twee planeten maakt dan dat je, zonder dat je dat ooit eerder hebt gedaan, kans ziet om de poolster goed op de kim te brengen.
Misschien zou het beter zijn om een goed boek over “Emergency navigation” bij de opleiding te betrekken en te bepalen dat een dergelijk boek op elk schip aanwezig moet zijn. Het mooie boek van David Burch, bijvoorbeeld, dat voor het eerst in 1986 verscheen en waarvan in 2008 een geheel herziene tweede druk verscheen. Daarin vind je alles wat je nodig hebt om op zee je plaats te bepalen, zelfs als je helemaal
niets meer tot je beschikking hebt.
----------------------------
Zorg verder dat je een nood-navigatiepakket aan boord hebt zoals hierboven getoond, met een simpel sextant, een lange-termijnalmanak met sight reduction tables, een pilotchart en nog een paar kleinigheden en je brengt elk schip, groot of klein, naar elke plaats op de wereld. Verder is er allerlei software waarmee je op je telefoon of op je tablet een bestek kunt uitrekenen en het is zelfs mogelijk om met de camera van je telefoon een redelijk zuivere zons-, ster- of planeethoogte te bepalen. Er wordt beweerd dat hiermee een bestek kan worden verkregen met een nauwkeurigheid van 400 meter, maar dat komt mij voor als slap gelul. Het mooiste stersbestek van vier tot zes sterren, geschoten door een ervaren waarnemer, is gewoonlijk op een halve mijl, pakweg 800 meter nauwkeurig. Misschien is 400 meter op die manier ook nog wel haalbaar, maar niet met hoogtes die je met het schermpje van je telefoon hebt gemeten.
Terug naar het leerboek “Navigatie” van L.W. Naudts. Ik vind het een prachtig boek en ik ben blij dat ik het heb gekocht. Maar het blijft toch een beetje knagen, de gedachte van: is dit dan echt alles wat je tegenwoordig hoeft te weten?
Als dat zo is, dan mis je als modern “maritiem officier” naar mijn mening toch wel iets. Dan mis je, voor wat de zeevaart betreft, een belangrijk stuk algemene ontwikkeling en dat vind ik een verarming. Het zal ongetwijfeld voldoende zijn om een schip netjes over zee te brengen, maar ik vind dit niet passend bij een hogere beroepsopleiding. Daarvoor zou ik toch op zijn minst een grondige kennis van de hele inhoud van de moderne Bowditch verplicht willen stellen.