Booteigenaar

Veel (ex)zeelui hebben als hobby een bootje
Plaats reactie
Jos Komen (R.I.P)

Booteigenaar

Bericht door Jos Komen (R.I.P) »

In afwachting van de uitkering van de verzekering kun je toch nog "lekker op het water" zitten.
All the best
Jos

Afbeelding

Gebruikersavatar
Joost.R
Berichten: 14415
Lid geworden op: 22 feb 2005 18:30
Locatie: Noord-Brabant.

Bericht door Joost.R »

Nieuwe eigenaar gezocht :!: :!: Algemeen Dagblad 02/07/05.
Afbeelding
Bram

Re: Booteigenaar

Bericht door Bram »

:-D

Beste mensen , ach wat moet ik zeggen?

.kwait nait

Maar ergens is er een verhalen verteller ,die???????

lees het volgende,en ik hoop dat zijn verhalen hier ook op komen.

De gifmenger en de hofjood –hofmeester- daar zijn twee handen op een buik.
Omdat op tankers de voeding over het algemeen een stuk beter is dan op vrachtschepen, zou je verwachten dat het eten tip top zou zijn, nou, dat valt zwaar tegen.
De chef gifmenger en de hofjood hebben zo hun eigen handeltje met de scheepsleveranciers en dat gaat ten koste van de bemanning.
O ja, je krijgt wel elke dag een eitje en “verse melk” (van melkpoeder) maar de opsnit is schoenzolen kaas en kilometerworst uit blik, een soort boterhamworst, volgens mij gemaakt van meel en zaagsel met een scheutje bouillon voor de smaak
Ook de overbekende sterfopstraat worst is aanwezig.
Bij het ontbijt, eten de meeste een boterham met ei en voor de rest jam dus komt er op den duur zo goed als geen opsnit op tafel want het wordt toch niet gegeten.
Toch nog een redelijk ontbijt want, je kan ook een bordje Brinta met kouwe melk nemen.
Het is wel tekenend, er is genoeg van alles maar de kwaliteit is knudde.
Dat laatste komt vooral tot uiting bij de warme hap.
De soep is meestal bremzout en voor de rest smakeloos.
De piepers en de groente zijn ook al niet om over naar huis te schrijven.
Maar het ergste is toch wel je stukkie vlees.
Klein, taai en met een sterke bijsmaak die er voor zorgt dat het meeste vlees in de kerrie emmer verdwijnt.
Over dat laatste krijg ik dan weer heibel met die gifmenger en de hofjood, want die willen dat ik het weer naar de kombuis breng, terwijl de matrozen zeggen:’Over de muur met die hap, anders staat het morgen, verwerkt in een of andere stew, weer voor je neus”.

Op zekere dag, het is net pikheet, word ik door de hofjood gebeld:’Kom jij samen met het machinekamer zeuntje eens even hier’.
Dus wij naar zijn kantoortje, een dek hoger.
Daarbinnen zitten de hofjood en die gore gifmenger samen aan de borrel.
‘Jullie gebruiken veel te veel suiker, daarom is vanaf nu de suiker op rantsoen, alsjeblieft neem maar mee,’hij wijst naast zijn bureau, daar op het dek staan twee kratten met ouwe conservenblikken, die ongeveer tot de helft met suiker zijn gevuld,’iedereen krijgt zijn eigen weekrantsoen en moet maar zelf zien wat hij er mee doet.
Ik geef geen commentaar maar denk; een half blikkie suiker de man? Dat wordt oorlog!.
Terug in de messroom zetten we de kratten op tafel.
‘Alsjeblieft onze rantsoenen’.
Na een korte uitleg worden de mannen kwaad.:’Breng maar weer terug en zeg tegen die hofjood dat we ons alleen door een wijf laten naaien en niet door een poot’.
Wij weer naar boven met die handel.
De hofjood blijft bij zijn besluit, dus twee minuten later staan we weer met die kratten in de messroom.
‘Breng maar weer naar boven!’
‘Ja, dat kunnen we wel doen, maar dan staan we binnen vijf minuten wéér hier met die met die hap.’
Cor, een matroos, spring overeind pakt de telefoon en belt de hofjood:’Chef kunt u even in de bemannings mess. komen?’
Blijkbaar is het antwoord negatief, want Cor zegt:’Dan komen wij toch even naar boven. Jongens pak op die kratten en ga mee’.
Jaap, de kabelgast, gaat ook mee.
De hofjood heeft zich samen met de gifmenger in zijn hut, annex kantoortje, verschanst en verdomt het om open te doen.
Cor roept tegen de dichte deur:’Oké chef je doet maar wij gaan een paar trappen hoger, eens kijken wat die ouwe er van vindt’.

Cor klopt op de deur van die ouwe.
‘Ja binnen, een momentje jongens ik ben zo klaar.’
Die ouwe is aan de telefoon bezig en we begrijpen uit zijn antwoorden dat hij de hofjood aan de lijn heeft.
Hij hangt op en zegt:’Wilden jullie de hofmeester molesteren?’
Cor, die kan lullen als een standwerker op de markt zegt:’ Welnee Kaptein dan waren we toch niet naar u gekomen?’
Hij legt uit wat er speelt en besluit met:’Kijk Kaptein, we weten allemaal dat suiker kracht geeft aan de spieren, dus als we niet genoeg suiker krijgen, worden we slappe mietjes die geen werk meer kunnen verzetten. ’t Is niet dat we dan niet willen werken, want we willen wel maar kunnen niet, snapt u wel?’
Die ouwe zegt:’Hm, ik zal es zien wat ik hier mee aan moet, gaan jullie maar weer naar beneden jullie horen nog van me.’
Nog voor elf uur belt de hofjood en zegt dat we de suiker weer bij hem moeten inleveren.

Sindsdien kunnen we (de m.k. zeun en ik) bij die hofjood geen goed meer doen, omdat hij tegen de mannen niet opkan, probeert hij ons te zieken met allerlei kleine pesterijtjes en de gifmenger doet dapper mee.
Het is dat de mannen ze af en toe waarschuwen, anders hebben we geen leven meer.
Wat die ouwe betreft, die heeft het er niet meer over gehad.
Hij is, wat mij betreft, een goede vent die zelfs meedoet met waterpolo in het munitieruim dat we halfvol laten lopen.
Hij gaat niet op zijn strepen staan als hij wordt onder geduwd maar pakt je op de zelfde manier terug.

En dan de “picknick”.
De bak is net helemaal groen getjet en de bootsman oppert dat we daar in het “gras” wel eens een picknick zouden kunnen houden’.
Nou daar is iedereen wel voor in, dus gaat de boots met de eerste ouwehoeren en vervolgens met hem naar die ouwe.
Al snel is het rond en op zondag morgen zitten we op de bak in het groene “gras” te picknicken.
Nu wordt er meer gezopen dan gegeten, dus al snel is niet iedereen meer even fris.
Op een gegeven moment staan die ouwe en de boots naast elkaar naar de ankerlier te kijken, de armen over elkaars schouder (ik weet niet wat ik zie) en nog al onzeker op de beentjes.
‘Kijk kaffitein,’ zegt de boots die een hazelip heeft ’dat is nou de ankerlier.’
Die ouwe kijkt alsof het de eerste keer is dat hij zo’n ding van dichtbij ziet en zegt:’ Dat is mooi boots, dat is héél mooi maar waar is dat voor?’ en hij wijst op het condens aftapkraantje van de stoommachine.
Samen buigen ze zich diep voorover om het onderwerp van hun belangstelling goed in focus te krijgen.
‘Dat’, zegt de bootsman, ‘is een aftafkraantje máár Kaffitein……...’ hier wacht hij even tot die ouwe hem vragend aankijkt, ‘er komt geen bier uit.’
Brullend van het lachen vallen ze gezamenlijk op hun achterwerk.
Even later drinken ze gebroederlijk uit de zelfde jeneverfles glaasjes hebben ze niet meer nodig.

Groets Bram :?


Plaats reactie